1 | A-X-C | Binnenkomen in arbeidsdraf Kwaliteit van de draf. Correcte contact en verbinding. Nauwkeurigheid van de AC-lijn en de rechtgerichtheid. |
2 | C | Rechterhand Regelmaat en kwaliteit van de draf, correcte contact en verbinding, impuls en balans. Buiging in de wending. |
3 | B | Volte 12- 15 meter Regelmaat en kwaliteit van de draf, correcte aanleuning, impuls en balans. Buiging, grootte en vorm van de volte. |
A | Afwenden, na enkele paardlengtes minimaal 5 meter wijken voor het rechterbeen richting E-H, daarna rechtuit Regelmaat en kwaliteit van de draf, correcte aanleuning, impuls en balans. Juiste stelling en buiging in de wending. Correcte stelling en controle in het wijken voor het been. | |
5 | M-X-K | Van hand veranderen en enkele passen de draf verruimen Regelmaat, balans, het ondertreden van het achterbeen, enige verlenging van de passen en het frame. Rechtgerichtheid. Het tonen van verschil ten opzichte van de arbeidsdraf. |
6 | A | Afwenden, na enkele paardlengtes minimaal 5 meter wijken voor het linkerbeen richting B-M, daarna rechtuit Regelmaat en kwaliteit van de draf, correcte aanleuning, impuls en balans. Juiste stelling en buiging in de wending. Correcte stelling en controle in het wijken voor het been. |
7 | E | Volte 12- 15 meter Regelmaat en kwaliteit van de draf, correcte aanleuning, impuls en balans. Buiging, grootte en vorm van de volte. |
8 | Tussen A en F | Overgang arbeidsstap Kwaliteit van de overgang, regelmaat, impuls, balans, correcte aanleuning, nauwkeurigheid |
9 | F-E | Van hand veranderen en enkele passen de stap verruimen Regelmaat, soepelheid van de rug, activiteit, enige verlenging van de passen en het frame, schoudervrijheid. Het tonen van verschil ten opzichte van de arbeidsstap. |
10 | Tussen E en H | Overgang arbeidsdraf Kwaliteit van de overgang, regelmaat, impuls, balans, correcte aanleuning, nauwkeurigheid |
11 | Tussen C en M | Arbeidsgalop rechts aanspringen Kwaliteit van de overgang, regelmaat, impuls, balans, correcte aanleuning, nauwkeurigheid |
12 | B-E-B | Grote volte Kwaliteit van de galop, correcte aanleuning, impuls en balans. Buiging, grootte en vorm van de volte. |
13 | Op de volte tussen E en B | Enkele sprongen verruimen Kwaliteit van de galop, correcte aanleuning, balans, enige verlenging van de sprongen en het frame. Rechtgerichtheid. Het behoud van ritme, de vloeiende en nauwkeurige uitvoering van de overgangen. De correcte uitvoering van de gevraagde lijn. |
14 | Tussen F en A | Overgang arbeidsdraf Kwaliteit van de overgang, regelmaat, impuls, balans, correcte aanleuning, nauwkeurigheid. |
15 | K-X-M | Van hand veranderen, daarbij het paard de hals laten strekke Regelmaat, balans, het behoud van het tempo en de activiteit en met correcte verbinding de hals verlengen tot boeg/knie hoogte. Nauwkeurige uitvoering van de gevraagde lijn. |
16 | Tussen M en C | Teugels op maat maken Regelmaat, balans en het op correcte wijze in de hand stellen, het behoud van het tempo en de activiteit. Nauwkeurige uitvoering van de gevraagde lijn. |
17 | Tussen C en H | Arbeidsgalop links aanspringen Kwaliteit van de overgang, regelmaat, impuls, balans, correcte aanleuning, nauwkeurigheid. |
18 | E-B-E | Grote volte Kwaliteit van de galop, correcte aanleuning, impuls en balans. Buiging, grootte en vorm van de volte. |
19 | Op de volte tussen B en E | Enkele sprongen verruimen Kwaliteit van de galop, correcte aanleuning, balans, enige verlenging van de sprongen en het frame. Rechtgerichtheid. Het behoud van ritme, de vloeiende en nauwkeurige uitvoering van de overgangen. De correcte uitvoering van de gevraagde lijn. |
20 | Tussen E en K | Overgang arbeidsdraf Kwaliteit van de overgang, regelmaat, impuls, balans, correcte aanleuning, nauwkeurigheid |
21 | A | Afwenden Regelmaat en kwaliteit van de draf, correcte contact en verbinding, impuls en balans. Buiging in de wending. |
22 | Tussen X en G | Halthouden en groeten Kwaliteit van de gang, de overgang en het halthouden. Correcte contact en verbinding. Nauwkeurigheid van de AC-lijn en de rechtgerichtheid |
23 | Gangen Takt, regelmaat en ruimte | |
24 | De impuls De activiteit door de ruiter opgewekt en beheerst | |
25 | Het rechtgerichte, ontspannen en in contact en verbinding gaande paard Rechtgerichtheid, los door het lijf bewegend, de souplesse en ontspanning, de aanleuning met de nek als hoogste punt, ontvankelijk voor de hulpen | |
26 | Harmonie Het gevoel van de ruiter en de wijze waarop op hel paard wordt ingewerkt, het op een sympathieke en paardvriendelijke manier van rijden, correct gebruik van hulpmiddelen, paard heeft vertrouwen en is van goede wil | |
27 | De houding en zit van de ruiter/amazone en het effect van de hulpen In balans, correct. onafhankelijk, In het middelpunt van het zadel, correcte positie van bovenlichaam, arm, ellenboog, hand, been en hak, soepel en ongedwongen .De invloed van de hulpen volgens het scala van frichting, de Invloed van de hulpen op de correcte uitvoering van de oefeningen, het gedoseerd geven van de hulpen, de gehoorzaamheid van het paard op de hulpen |